Eric Leltz  RSS feed    

Feest op het plein

Woensdag 10 juni 2020

Eric Leltz

Langzaam komen we weer tot leven na de eerste zorgen over de Corona-crisis. De fase van overleven met steunmaatregelen, economische onzekerheid en dichte winkels lijkt voorbij. Nu komt de fase van de herstart. De winkels gaan weer open en als we de drukte vermijden is weer veel mogelijk. Maar op de eerste de beste zonnige dag was het dilemma goed te ervaren: passen we ons aan aan de nieuwe werkelijkheid of gaan we terug naar de oude vertrouwde orde van de dag van toen.

Bij het herinrichten van winkels en de openbare ruimte om deze Corona-proef te maken is om de oude omzetten te halen, veel meer ruimte nodig. In de winkels is dit niet eenvoudig te realiseren en daarom zal met looproutes en aanduidingen de anderhalf meter samenleving zo goed mogelijk vorm moeten worden gegeven. De horeca is gebonden aan de grens van maximaal 30 bezoekers tegelijk in de zaak. Maar de buitenruimte biedt kansen. Die moet je dan wel hebben. En als je die niet hebt zijn er wel straten en pleinen. De gemeente zal zich hierbij moeten afvragen of de hele binnenstad onder druk van de horeca-ondernemers die graag de draad van voor de Corona-crisis weer willen oppakken, wel één groot terras moet worden. De openbare ruimte is van en voor iedereen. Ook voor degenen die minder behoefte hebben aan een trappist op een terrasje of een feest op het plein. Er zijn ook mensen die graag meer (nacht)rust hebben, of meer bewegingsvrijheid of meer ruimte. Een gemeente zou er goed aan doen om het voortouw te nemen en de openbare ruimte zo in te richten dat veel meer inwoners en bezoekers kunnen genieten van de charme van de stad of dorp. Grijp de kans aan om veel meer lokaal, dus wijkgebonden of zelfs buurtgebonden in te richten. Creëer op pleinen, op parkeerplaatsen en in groengebieden in de wijk kleinschalige horecavoorzieningen waar buurtbewoners kunnen ontspannen en kunnen genieten van elkaars nabijheid. Hiermee ontlast je de binnenstad, zorg je voor meer verbondenheid in de buurt en ga je beter om met de schaarse openbare ruimte. 

Daarnaast ligt voor de langere termijn een fundamentele vraag bij de horecabranche. De huren van de panden zijn gebaseerd op de prijs van het pand en de locatie. Die locatie ziet er na de lockdown voor wat betreft de mogelijke opbrengsten wezenlijk anders uit. Dat is een signaal voor alle partijen om hun businessmodel tegen het licht te houden. Voor de horeca is het dan de vraag hoe een rendabel businessmodel te maken met minder klanten, voor de vastgoedondernemers hoe aan te kijken tegen de huurwaarde van de panden. En als dit niet vanzelf gaat, moeten beide partijen hier wellicht door de gemeente bij worden geholpen. En niet om het verlies ten opzichte van het verleden aan te vullen maar wel om het besef te laten doordringen dat er een nieuwe werkelijkheid is ontstaan. Voor de horeca-ondernemers betekent dit een stap van de kwantiteit van ‘massa is kassa’ naar kleinschaliger initiatieven waar kwaliteit meer leidend is, voor de vastgoedondernemers betekent het dat ze huren niet meer kunnen baseren op de ‘tijd van toen’. Op deze wijze zetten ze samen, al of niet geholpen door de gemeente, de stap van ‘steeds meer’ naar ‘steeds beter’. 

Open up

Zondag 03 mei 2020

Eric Leltz

‘Open-up’ was, toen we ons nog druk maakten om stikstof, de opwarming van de aarde en wie kampioen zou worden in de keukendivisie, de slogan waarmee Rotterdam het Eurovisie songfestival aan de man wilde brengen. Het kwam er helemaal niet van want het Corona-virus speelde een valse noot en bracht ons in een crisis met een ‘lockdown’ als gevolg. Een intelligente lockdown, dat dan weer wel. ‘Open up’ past nu beter bij de wijze waarop we uit deze ‘lockdown’ moeten komen. Maar voorlopig zitten we nog midden in de crisis of als we op de Duitse bondskanselier Merkel mogen afgaan, zitten we zelfs nog maar aan het begin. Het is dan ook begrijpelijk dat de korte termijn even alle aandacht krijgt. We varen op zicht en leven van deadline naar deadline in de hoop dat we steeds weer ietsje meer mogen. Maar eens zal het gewone leven weer zijn gang nemen. Al mag het ‘gewone’ niet worden vertaald met ‘als vroeger’, want hoe dan ook, dat leven zal er anders uitzien. 

En per wanneer zullen we dit ervaren? Dat is zeer onzeker en juist dat knaagt, wakkert het ongeduld aan en doet een beroep op onze zelfbeheersing. Daardoor wordt menigeen burgerlijk ongehoorzaam en worden, al is het maar voor even, alle opgelegde beperkingen aan de laars gelapt. 

En hoe zullen we het leven hervatten? Daar spelen gemeenten een grote rol in. Ze denken natuurlijk al na over welke mogelijkheden er zijn en welke instrumenten kunnen worden ingezet om de herstart goed te laten verlopen. Hier ligt een kans om het echt anders te doen. Dat zal ook wel moeten want als we naar een ‘anderhalve-meter samenleving’ gaan, en dat zal in het begin van de ‘Open-up’ zeker het geval zijn, ligt er wel de vraag voor hoe dit fysiek en organisatorisch in te richten om de stad leefbaar te houden. Dan wachten vele vragen op even zo vele antwoorden. Dat kan bijvoorbeeld gaan om vragen als:

  • Hoe richten we de openbare ruimte in?
  • Hoe kennen we subsidies en steun toe?
  • Hoe kunnen we helpen om de verdienmodellen van winkeliers rendabel te maken?
  • Hoe gaan we om met besluitvorming?

Dat zijn nog maar een paar vragen maar ze stellen de gemeentes al voor een fikse uitdaging.

De openbare ruimte zal in een ‘anderhalve-meter samenleving’ anders moeten worden ingericht. Niet alleen om de normale stroom voetgangers en fietsers de ruimte te geven maar ook om mensen op te vangen die geen gebruik meer willen maken van het openbaar vervoer omdat daar allerlei restricties gelden of omdat ze het te risicovol vinden. Zo’n beleid zal gericht moeten zijn op duurzame mobiliteit met autoluwe zone’s om voetgangers en fietsers de ruimte te geven. Hiermee wordt meteen ook een bijdrage geleverd aan de algemene gezondheid en de vermindering van de CO2-uitstoot. Een belangrijke issue uit het klimaatakkoord.

Bij het toekennen van subsidies en steun kan naast salariëring van de top en mate van zorg voor een inclusief beleid, worden gekeken naar de maatschappelijke bijdrage en de wijze van gebruik van de openbare ruimte. Een voorbeeld om dit te toetsen is de ‘Common good balans’ waarbij gekeken wordt naar het gebruik van waarden als ‘het hanteren van de menselijke maat’, ‘solidariteit’, ‘duurzaamheid’, ‘transparantie’ en ‘medezeggenschap’.

Bij andere verdienmodellen kan worden gekeken naar het faciliteren van de spreiding van winkeltijden en schooluren. Het is onhoudbaar om de inkomsten van bijvoorbeeld restaurants, bioscopen en theaters aan te vullen tot hun omzet van voor de crisis. Zij zullen wegen moeten vinden om bestaansrecht te behouden met minder stoelen en tafels. Denk dan na over wat de lokale overheid kan doen om de ‘business’ rendabel te houden. Sta open voor nieuwe ideeën en faciliteer dat deze breed worden verspreid. 

Wat betreft besluitvorming. De gemeenteraad vergadert nu als noodgreep digitaal of in afgeslankte vorm in de raadszaal. Wat wordt hier het nieuwe normaal? Gebruik de nu opgedane ervaring om de inwoners meer bij de besluitvorming te betrekken. Dat kan bijvoorbeeld met Social media, digitale burgerraden en een G1000 aanpak op diverse manieren worden ingevuld.

Er ligt bij iedere gemeente een verantwoordelijkheid om het landelijk beleid te vertalen en aan te vullen om te zorgen dat haar inwoners en bedrijven na de Corona-crisis niet komen te leven in een gemankeerde stad. Wacht als gemeente niet te lang en pak die handschoen op.

Bouwen, bouwen, bouwen

Vrijdag 13 maart 2020

Eric Leltz

Samenvatting

Gemeenten bebouwen ieder stukje (snipper)groen in de stad om de vraag naar woningen bij te houden. Hierdoor wordt de stad een anonieme en massieve stenen massa. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid. Om het tij te keren zullen bestuurders veel creatiever moeten worden.

Bouwen

Onder druk van de vraag naar woningen zijn gemeenten in rap tempo bezig om groenstroken vol te bouwen. Soms, om de weerstand wat te verdunnen, met het label ‘tijdelijk’ erop. Door dit soort ‘postzegel-projectjes’ ontstaat een anonieme en massieve stad. Om het verlies van groen te compenseren worden bushokjes voorzien van groene daken en worden subsidies verleend voor groene schuurdaken. Dat compenseert onvoldoende de plekken waar inwoners eerst konden recreëren. Bestuurders moeten vooruit kijken en hierbij een afweging maken van belangen. Dat wordt nu, onder druk van de woningvraag, onvoldoende gedaan. Zodoende ligt de nadruk veel te veel op het bouwen van woningen en waar mensen dicht op elkaar wonen, gaat de leefbaarheid drastisch achteruit. Voorbeelden als de Brusselse en Parijse banlieues spreken boekdelen. Voor je het beseft zijn de ‘oplossingen’ van vandaag de problemen van morgen.

Groen

Planten en bomen hebben een grote invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Groen verfraait de omgeving, geeft ruimte aan ontspanning en beweging, zorgt daardoor voor sociale verbindingen en dempt het verkeerslawaai. Daarnaast verbeteren bomen de structuur van de bodem en zorgen ze er voor dat meer water kan worden vastgehouden waardoor er bij hevige regenval minder wateroverlast is. Bomen geven ook schaduw en bevochtigen de lucht. Hierdoor worden extreme temperaturen in de stad beperkt en voelt het koeler. ‘Last but not least’, een groene omgeving levert een belangrijke bijdrage aan de luchtkwaliteit in de stad door het verlagen van de hoeveelheid fijnstof. De verborgen medische kosten van een slechte luchtkwaliteit voor de maatschappij zijn volgens berekeningen van het Astmafonds uit 2015 €4 miljard per jaar. Een onderzoek van Wageningen University & Research uit 2018 geeft zeven redenen om te investeren in groen in de stad.

  1. Groen vermindert de kans op wateroverlast
  2. Groen verkoelt de stad in de zomer
  3. Groen draagt bij aan een betere gezondheid en een hoger welzijn
  4. Groen draagt bij aan sociale cohesie
  5. Groen trekt bedrijven aan
  6. Groen zorgt voor biodiversiteit
  7. Groen verhoogt de waarde van huizen en kantoren en zorgt zo voor hogere lokale belastingopbrengsten. 

Door het ontbreken van groen wordt de drempel om even buiten te spelen steeds hoger. Kinderen spelen dan ook steeds minder buiten. Uit een in opdracht van ‘Jantje Beton’ in 2017 uitgevoerd onderzoek blijkt dat het aantal kinderen dat iedere dag buiten speelt in een jaar is gedaald van 20% naar 14%. En ongeveer 30% van de kinderen speelt nooit of maar één keer per week buiten. Vijf jaar geleden was dat nog 20%. 

Uitdaging

Lokale bestuurders dienen breder te kijken en niet alleen gericht te zijn op bouwen, bouwen, bouwen. Een balans vinden tussen korte en lange termijn doelen, tussen verschillende belangen, vraagt enige creativiteit om zoveel mogelijk groen te behouden. Natuurlijk is er al gekeken naar plekken die omgezet kunnen worden in woningen zoals voormalige bejaardenhuizen, scholen, kerken en kantoren. Maar benut daarnaast bestaande locaties beter. Bouw bijvoorbeeld over de weg, over sporen, ga de hoogte in en werk met verticale tuinen maar laat het bestaande groen zoveel mogelijk groen blijven. 

Op landelijk niveau ligt ook een opdracht. Maak minder dichtbevolkte streken aantrekkelijk om te wonen en te werken en stimuleer het bouwen op water. Drijvende woningen en tuinen zijn een aanwinst voor iedere stad. Dit is allemaal niet van de ene op de andere dag gerealiseerd maar degene die zegt dat het onmogelijk is toont te weinig creativiteit. Natuurlijk had deze opdracht allang moeten worden opgepakt. Door het ontbreken van visie is dit achterwege gebleven. Maar dat is nog geen enkele reden om er nu niets meer aan te doen. Hier ligt een mooie uitdaging voor landelijke en lokale bestuurders.

Dit artikel verscheen eerder op www.gemeente.nu

Minachting

Vrijdag 14 februari 2020

Eric Leltz

Toen Donald Trump zeer zelfingenomen het applaus voor zijn verkiezingsrede, voor deze gelegenheid verpakt als ‘State of the Union’, in ontvangst nam zag je Nancy Pelosi, voorzitster van het Huis van Afgevaardigden, achter hem zijn afgedrukte speech verscheuren. En natuurlijk, dolle Donald had voorafgaand aan de speech haar uitgestoken hand geweigerd, maar het was waardiger geweest als zij zich niet had verlaagd tot zijn spel door op een dergelijke wijze haar minachting te tonen.

In het Duitse Thüringen werd Thomas Kemmerich verkozen tot minister-president. Dat ging met steun van de rechtse AfD. Dat doet pijn maar het is wel volgens de democratische spelregels verlopen. Een goede gelegenheid om de nieuwe premier hiermee te feliciteren. Maar daar dacht de linkse mevrouw Hennig anders over. Ze toonde zich een slecht verliezer en liep met een bos bloemen op Kemmerich af. In plaats van deze bos aan hem te geven, al dan niet vergezeld van drie ‘rondemiss’-zoenen, gooide zij de bloemen voor zijn verbaasde gezicht op de grond alsof zij voor zijn graf stond. Weinig fijngevoelig, weinig fatsoen en veel minachting.

Guy Verhofstadt, de fractieleider van de liberalen en democraten in het Europees parlement, kon er ook wat van en vergeleek Kemmerich met Hitler. Niet alleen respectloos, het is ook nog eens smakeloos, zeker als je de speeches van Verhofstadt voor de geest haalt. Speeches waarbij steevast het ‘schuim op zijn bek’ staat. Maar ja, minister-president worden in een Duitse deelstaat en dan de ‘onderkoning van Europa’ niet vragen om toestemming, dat is natuurlijk ook een onvergeeflijke blunder.

Naast minachting voor een persoon, kan minachting ook gericht zijn op het (democratisch) proces.

Bij Groenlinks dreigde een lijsttrekkersverkiezing te komen. Ondanks een korte aanmeld-periode die ook nog eens liep tijdens het kerstreces, had een lid het lef gehad om zich verkiesbaar te stellen. Dat was tegen het zere been van het bestuur en zou een smetje zijn op de al in voorbereiding zijnde ‘Klaver-show’ op het congres. Dat moet de opmaat zijn naar de verkiezingen en daar past een Noord-Koreaanse verkiezingszege bij. Of nog beter, helemaal geen verkiezingen omdat alle leden unaniem achter de grote leider staan. En jawel, ‘na een gesprek met de voorzitter’ heeft de uitdaagster zich laten ringeloren. Met een ruggengraat van marsepein verpulverden haar ambities voor het lijsttrekkerschap. Ze mag nu een werkgroep leiden die zich richt op een klimaatneutraal Nederland in 2030. Hoe verzin je het? Het zal niet lang meer duren tot in de wandelgangen gniffelend wordt gesproken over de werkgroep ‘Kaltgestellt’.

Bij Farmers Defence Force, de radicale boerenactiegroep, gaat het in de overdrive en is er minachting voor persoon én proces. De woorden ‘nuance’, ‘fatsoen’ en ‘respect’ zijn in hun oprichtingsacte niet met inkt maar met melk geschreven en dus allang vervaagd. Bij hen is de democratie in goede handen zo lang ze er maar geen last van hebben en wordt gedaan wat zij op hoge toon eisen. Zo niet, dan is intimidatie je deel. Daarom hebben ze geen moeite om met een doodskist rond te rijden waar de namen van politici op staan, rijden ze met de tractor dwars door de voordeur en dreigen zij anderen als die in gesprek gaan met de minister en wellicht wel water bij de wijn willen doen.

Toch opvallend dat mensen die zichzelf democraat noemen moeite hebben met de spelregels van diezelfde democratie als het hen allemaal wat minder goed uitkomt. Hoeveel je ook van mening verschilt met een ander, als deze op democratische wijze op een bepaalde positie is gekomen, past het niet om de spelregels eigenhandig, eenzijdig en tijdens de wedstrijd aan te passen. Letterlijk of door druk uit te oefenen. Het lijkt op de voetballer die een kans verspeeld omdat hij twee meter over het doel schiet en dan gaat klagen dat het doel eigenlijk twee meter hoger had moeten staan.

Minachting toont onmacht en onvolwassenheid. Dat past niet bij het leiderschap dat we nodig hebben om ons door de transitie-tijd te loodsen. Dan heb je leiders nodig die we kunnen vertrouwen en die we willen, die we kunnen en die we durven te volgen.

Archief



Rubrieken